Intimiteit

intimiteit

Niet te geloven hoe lang ik er over kan doen om iets te ontdekken dat recht voor mijn neus op ontdekking ligt te wachten.

De Boekenweek kwam er aan, dus er werden overal literaire evenementen georganiseerd. Ik ging naar het Lezersbal in het Arnhemse café Dudok.Voor het eerst in vele jaren dat ik zoiets bezocht.

De organisatie had een aardigheidje bedacht: iedere bezoeker moest zijn favoriete schrijver noemen, dat kwam op een badge te staan, en daarmee liep je rond op het bal. Het idee was dat er een soort literaire speeddating zou ontstaan. Ben jij ook zo’ n liefhebber van Kluun?

Welke naam zal ik noemen? Ik zit zo in elkaar: ik wil vijftig favorieten kiezen, of geeneen. Maar goed, je staat voor een balie, de mensen om je heen spelden vervuld van zelfbewustzijn een badge op, een stralende jonge dame (gekleed in de trouwjurk van haar oma) kijkt je verwachtingsvol aan, viltstift in de aanslag. Ik zeg: Raymond Carver. Wie? Na enige aarzeling geeft het meisje de viltstift maar aan mij, want zo’n esoterische keus, dat kan meneer beter zelf opschrijven.

Dus ik zit in de zaal, als enige getooid met de naam Raymond Carver. Voor mij geen speeddating vanavond. Waarom kies ik ook zo ‘n favoriet?

Het programma begint. Een piepjonge schrijfster leest een verhaal voor over de eenzaamheid van een oude man. ‘Vergeet mij, en denk aan Daniel, een man van 75,’ zegt ze met de stem van iemand die nooit een sigaar gerookt heeft, nooit een glas whiskey gedronken. Zelfs nooit verkouden geweest.  Binnen drie regels is ze me kwijt. Ik denk aan de heldinnen van Carver. De vrouw die ‘s ochtends Bourbon van zijn buik likt, en ‘s middags uit het raam wil springen. Het applaus schudt me wakker.

Daarna dichters. De gedichten van Hanz Mirck over de aftakeling van zijn vader ken ik. Mooi. Jammer dat ik daar zoveel minder van kan genieten als hij ze voorleest.
Tjead Bruinja. Dat is geen dichter, dat is een performer. Een muzikant. Een menselijke beatbox. Ik kan mijn ogen niet afhouden van zijn linkerhand, die de maat slaat van de regels. Zijn lippen die in elke woord sisklanken weten te vinden. Taal is muziek geworden. Vraag me niet wat hij zeggen wil.  Ik kan een heel verhaal houden over de mens Tjead, over de manier waarop hij in een zaal gaat staan, over zijn theatertalent. Maar zijn woorden ben ik kwijt. Hij staat tussen mij en zijn gedichten in.

De badge, die ik bij ontstentenis van een borstzakje heb vastgeklemd aan een knoop van mijn overhemd, flikkert op de grond.  Ik raap hem op, ik zie de naam er op staan: Raymond Carver. Wat zou hij vinden van zo’ n avond? Die grote stille man. Wat zei Gardner ook weer van hem? Softspoken.

En op dat moment weet ik het.

Carver leidt je het leven binnen van mensen die je nooit gezien hebt. Hij is er zelf ook, in dat leven, ergens terzijde. Hij kijkt met je mee, en soms heb je het gevoel dat hij jou als lezer even monstert: heb je wel in de gaten wat hier gebeurt?

Ik voel me nabij de personages van Carver. Dichter bij zijn personages, dan bij hemzelf.  Dat is merkwaardig, want Carver heeft die personages bedacht, zonder hem konden ze niet bestaan. Hij heeft zichzelf permeabel gemaakt, door hem heen kan ik een wereld binnenstappen die niet de mijne is. Door hem heen voel ik een intimiteit met zijn personages, die hij ook gevoeld moet hebben.

Kijk naar de foto hierboven. Gemaakt door een fotografe. Het model poseert niet, ze is. Dwars door de camera, dwars door de fotografe komt ze naar me toe. Ik ken dit meisje niet, maar ze is heel dichtbij.

Opeens begrijp ik iets wat ik al lang had kunnen weten: voor mij is dit waar  kunst over gaat.

Foto door de Amerikaanse kunstenares Mina Bellavia.