Bouw een wereld
We gingen een grote tent opzetten, zo’n rechthoekig geval van dik wit canvas. Het uitrollen van het tentdoek was al een hele klus. En toen moesten er nog palen in. Ik was veruit de dunste en de slapste van het hele padvindersgroepje, volstrekt logisch dus dat dit taakje mij werd toebedeeld. Manmoedig kroop ik onder het stugge witte zeildoek, dat rook naar een mengsel van 2 delen herfstbos, 1 deel zweetvoeten en 1 deel afgebrande lucifers. Twee stevige houten palen trok ik achter me aan. Het was benauwd onder het doek, dat ongenadig op mijn rug drukte. De ringen waar de palen in hoorden kon ik niet vinden.
Na wat benarde momenten had ik beet. Ik sjorde de eerste paal overeind. Opeens was er ruimte onder het zeildoek. Nog een paal erbij, de jongetjes buiten begonnen aan scheerlijnen te trekken. Een huisje! Plek om te leven.
Ruim veertig jaar later. Ik ben nog maar net begonnen met het schrijven van mijn boek, en opeens ruik ik het canvas weer. Het is dezelfde sensatie. Je bouwt een tentje, en dan een tentje er aan vast, en nog een. Zo schrijf je de ruimte waar de personages in gaan bewegen.
Inmiddels ben ik vijftig pagina’s verder, en beheer een tentenkamp dat half Amsterdam beslaat. Het is niet Amsterdam, het lijkt er alleen maar op. Een apart wereldje, ik moet moeite doen om er binnen te komen. Kijk, daar staan mijn personages.