Schrijven van gedichten en verhalen
Dit zijn 2 boeken voor de prijs van 1. Eerst een boek over het schrijven van gedichten, dan eentje over het schrijven van verhalen. Het zijn cursusboeken, begin jaren negentig geschreven voor Teleac/NOT, en sindsdien al diverse malen herdrukt.
Cursusboeken dus, maar geen handleidingen voor de schrijver. Dit zijn geen boeken die de beginnende schrijver bij de hand nemen en stap voor stap door het schrijfproces leiden. Van der Pluijm is literatuurwetenschapper, hij geeft een cursus literatuurbeschouwing. Hij wil beginnende schrijvers laten zien ‘hoe we met gereedschappen omgaan, wat voorgangers ermee gedaan hebben, wat de beperkingen zijn van het materiaal waarmee we werken, en welke mogelijkheden het biedt.’ Dit boek behandelt het schrijven als ambacht. ‘Het gaat erom dat u leert technische aangelegenheden (en vooral technische onvolkomenheden) in uw eigen en andermans werk te herkennen.”
Die aanpak heeft voor- en nadelen. Maar laat ik eerst zeggen dat Van der Pluijm zijn doelstellingen waarmaakt. Het is een voorbeeldige introductie in de technische aspecten van de literatuur, die je scherper laat lezen, en een basis geeft voor het schrijven. Het boek is goed geschreven, met een rustige toon, en veel mooie voorbeelden uit de Nederlandse literatuur. Terecht, dat het al zo vaak is herdrukt. Een vergelijkbaar boek is er niet in ons taalgebied.
Een cursus literatuurbeschouwing moet natuurlijk alle belangrijke elementen uit het literaire werk aan de orde laten komen. Van der Pluijm doet dat nauwgezet. Zijn aanpak is niet wijdlopig, maar wel erg veelomvattend. Er komt heel veel literaire techniek voorbij, en alles blijkt een naam te hebben. In de cursus Poëzie vliegen de termen je om de oren, van slagrijm en gepaard rijm naar omarmend rijm en glijdend rijm, vervolgens via rijk rijm tot aan de efemere combinatie van dubbelrijm en ruilrijm.
Ik ken de termen vagelijk uit de boekjes van Drs. P en Ivo de Wijs, en ik kan genieten van de taalvondsten die ze tentoon spreiden, maar onthouden wil ik die terminologie niet.
Een typisch voorbeeld uit de sectie over het schrijven van verhalen: er blijkt een soortnaam te bestaan voor zinsdelen als zij zei …en ….antwoordde hij. Dat zijn inquit-formules. Vaktaal van literatuurwetenschappers, waar wij gewone stervelingen niet veel mee opschieten.
Van der Pluijm beschouwt de ambachtelijke kanten van het schrijven in dit boek als een wetenschapper, dat wil zeggen: als een buitenstaander. Dat wreekt zich, waar hij kwesties aanroert die nauw verwant zijn met het innerlijke proces, met de psychologie van het schrijven. Zoals de keuze van het perspectief, cruciaal voor de wijze waarop je een verhaal schrijft, en voor veel beginnende schrijvers een struikelblok. Daar kan je niet volstaan met een droge opsomming van de verschillende mogelijkheden ( de ik-verteller, de alwetende verteller, enzovoort). Binnen die algemene categorieën zijn er zoveel subtiele mogelijkheden, die elk hun eigen repercussies hebben op het verhaal en op het schrijfproces.
De keuze van het perspectief is nauw verwant aan een andere cruciale opgave voor schrijvers: het vinden van de toon waarin het verhaal verteld wil worden. Dit soort onderwerpen, waar de buitenstaander een andere kijk op heeft dan de schrijver, komen in Schrijven van gedichten en verhalen naar mijn mening niet tot hun recht. Als schrijfdocent besteedt Van der Pluijm er vast veel meer aandacht aan dan hij in dit boek doet.
De werkopdrachten aan het eind van elk hoofdstuk zijn in de stijl van de rest van het boek: wat studieus, niet gericht op het losmaken van creativiteit, maar op het doorgronden van de ambachtelijke kanten van het schrijven. Wie de opdrachten nauwgezet uitvoert is daar veel tijd mee bezig, ik heb wel eens het gevoel dat er kortere wegen naar Rome leiden…..
Cees van der Pluijm – Schrijven van gedichten en verhalen
Uitgeverij De Contrabas Utrecht/Leeuwarden 2008
ISBN 9789079432097 284 pagina’s € 22,50