Hoe leer je creatief schrijven?
Creative Writing is een groot vak in de Verenigde Staten. Elke universiteit heeft zijn eigen cursussen, soms gegeven door bekende schrijvers. Stel je voor, begin jaren zeventig, je zit op een suffige uni in Iowa, en je krijgt schrijfles van Raymond Carver.
In onze contreien doen we het wat zuiniger aan, maar we hebben toch ook particuliere initiatieven als de Schrijversvakschool en vooral veel cursussen van plaatselijke clubs voor amateurkunst. Werkt het?
Ik heb in mijn bestaan als broodschrijver 2 keer een schrijfcursus gevolgd. Een cursus Toneelschrijven van Willem-Jan Otten, en een ‘gewone’ cursus creatief schrijven van Willem Mooijman. Leuk en inspirerend, en van alles kon je daar leren. Maar ik ben er niet beter van gaan schrijven. Dat lag niet aan de docenten, dat lag aan mezelf.
Je moet er klaar voor zijn om voluit aan het schrijven te slaan, en dat was ik niet. Vervelende bijkomstigheid van schrijfcursussen: ze gaan voor een belangrijk deel over techniek. Welk perspectief ga je gebruiken? Enkelvoudig personaal, een ‘hij’ die zich van seconde tot seconde door het leven worstelt? Een ik, die als figurant langs de zijlijn staat? Of toch maar weer de ouderwetse alwetende verteller? Kijk, zo’n vraag moet je mij niet voorleggen. Ik houd acuut op met schrijven, en ga boeken uit kast trekken om te zien hoe anderen dat aanpakten, Tolstoi bijvoorbeeld, of Italo Svevo, of Tommy Wieringa, maakt niet uit.
Ik moet me vooral niet bezighouden met vertelperspectieven, met tijdsprongen, met de problematische relatie tussen dialoog en handeling. Want dan ga ik het schrijven bekijken zoals een academische niet-schrijver doet, al analyserend en catalogiserend, met roodgerande vakjes voor de verhalen die niet in de vertrouwde kaders passen. Dood in de pot.
Wanneer je aan het schrijven bent heb je geen tijd voor koele analyses. Soms kunnen ze toch nuttig zijn. Ik ben tijdens het werken aan mijn nieuwe boek een paar keer op een dood punt beland. Dan blijken kleine technische experimentjes verhelderend te werken. Je probeert eens wat uit met een paar bladzijden die je hebt geschreven. Zo ben ik van ‘hij liep’ naar ‘hij loopt’ geswitcht, van onvoltooid verleden naar onvoltooid tegenwoordige tijd. Dat leidt tot een kleine verschuiving in het vertelperspectief, die ik wel kan voelen maar weiger te analyseren. Misschien voer je dat soort experimenten makkelijker uit als je wat extra theoretische basiskennis heb opgedaan.
Dus ik heb er wat geleerd, op die cursussen. Maar niet het belangrijkste: er vol voor gaan. De schrijfcursussen gaven mij niet het zetje dat ik nodig had om op te stappen en weg te rijden.