Structuur
Ik was al weken ver in een verhaal dat steeds wildere vormen begon aan te nemen, vol energie en daadkracht over alle randen klotste, bevolkt raakte met personages die vreemden voor me bleven terwijl ik ze toch zelf in het leven had geroepen. Van de ene dag op de andere kon ik niet verder. Teveel losse eindjes. Teveel mogelijkheden. Twee, drie boeken in 1 verhaal geperst.
Decision time. Besluiten nemen over de opbouw van het verhaal. De stroomversnelling, waarop ik me zo heerlijk had laten meedrijven, moest ingedamd. Spontane invallen getemd, gedresseerd, en in overzichtelijke weitjes te grazen gezet.
Het lijkt in de verte wel wat op de correctieprocessen waarmee je een zin of een alinea te lijf gaat. De kern is immers een discussie met jezelf (als lezer, als criticus), waarbij je probeert te blijven voelen hoe het detail past in het grotere concept. Maar denken over de constructie speelt zich af op een ander niveau. Koeler, meer analytisch.
Ik vond het een verraderlijk proces. Want je vervalt snel in een soort intellectuele kilte, het in elkaar voegen van prefab elementen, terwijl het er juist om gaat te speuren naar de harteklop van het verhaal.
Patricia Highsmith schreef psychologische thrillers (zoals de boeken over Tom Ripley). Thrillers worden meestal in een nauw korset geregen, in een schematische plot, maar niet bij haar. Ze vertelt in Hoe schrijf ik een spannend boek, dat ze een open structuur prefereert, een flexibele plot, waarbij ‘de personages zich kunnen bewegen, besluiten kunnen nemen net als levende mensen, bij zichzelf te rade kunnen gaan, keuzes maken en daar weer op terugkomen, om voor iets anders te kiezen, zoals het in het werkelijke leven ook gaat. ’
Hoe dat moet kunnen we leren van de meester-constructiebouwer in de Nederlandse letteren, tevens de schrijver die het meeste strijd levert met de beperkingen die het construeren onherroepelijk met zich meebrengt : A.F.Th. van der Heijden.
In De kunst van het Schrijven van Kees ’t Hart zegt Van der Heijden:
‘Als ik een roman bij de kladden heb hou ik ervan de periode van freewheelen zo lang mogelijk te rekken, de periode dat je er min of meer op los kunt schrijven.’ Toch moet er op een zeker moment geschematiseerd worden. Ook dan maakt Van der Heijden nog geen uitgewerkt plan voor de roman, ‘ik maak altijd tussentijdse schema’s. Ik bouw steeds een steiger om een huis in aanbouw om te kijken of de proporties nog kloppen, of het nog waterpas is. ‘
Het kiezen van een voorlopig schema geeft hem de vrijheid om te gaan werken aan het hoofdstuk dat hem op dat moment het meeste aantrekt. Over het schrijfproces van Advocaat van de hanen: ‘Op een gegeven moment was er al schrijvend zoveel veranderd dat ik dacht: hé, ik ga het allemaal weer eens in een schema zetten om te kijken of het in de veranderde versie ook goed is. ‘
Na een nieuwe ronde schrijfwerk komt er een moment waarop er meer fundamentele keuzes moeten worden gemaakt.
‘Op een gegeven moment had ik hele pakken aantekeningen en fragmenten, getypt en geschreven, in schriftjes en op blaadjes, en daar heb ik op grote A3-bladen fotokopieën van gemaakt. Ik legde ze in volgorde, een hele hoop knip- en plakwerk, ook met kopieën van bierviltjes. Alles moest in een zo dwingend mogelijke volgorde liggen.’
Op basis van die volgorde maakte Van der Heijden een complete nieuwe versie, tenminste, dat was zijn plan: ‘Maar ik werd weer ongeduldig…’
Toch was hij nu zover gevorderd, dat hij wist hoe het boek er in definitieve versie uit moest gaan zien. Vervolgens heeft hij in honderd dagen het verhaal afgeschreven.
Het gaat om de wisselwerking tussen vrijheid en structurering. Van der Heijden houdt, door steeds maar beperkt te structureren, zoveel mogelijk keuzevrijheden. Patricia Highsmith zegt daarover: ‘De plot moet (…) nooit onwrikbaar vastliggen in de gedachten van de schrijver. Ik ga zelfs nog een stap verder, en beweer dat een plot zelfs nooit af moet zijn. Ik moet immers ook mezelf amuseren als ik schrijf, en ik houd wel van verrassingen. Als ik van te voren precies weet wat er gaat gebeuren, heb ik lang niet zoveel plezier in het schrijven.’