Woordenstroom

sprekendefontein
Stel een eierwekkertje in op 10 minuten. Ga zitten, leg tien, twaalf vellen papier in een waaiervorm op tafel. Pak een pen die losjes schrijft. Zet de punt links bovenaan het eerste vel, denk na over niets, en begin te schrijven. Dondert niet wat. Spellingregels overboord. Grammatica niet bijgeleverd. Schrijf en schrijf, regel na regel, zonder te letten op fouten of herhalingen of stomme vergelijkingen en altijd dezelfde woordgrapjes. Stop niet, haal de pen niet van het papier, kras verder.

Ga door tot de eierwekker afloopt.

Na een minuut of tien kijk ik verbaasd naar vellen volgekalkt met dronkemanshandschrift. De schrijfhand verkrampt, het hoofd voelt licht, een spiertje in de nek protesteert zwakjes. Ik heb in een soort woedeaanval zitten schrijven. Wat er staat valt moeizaam te ontcijferen. Na een bladzij of twee is het wel duidelijk: leuke woorden, halve zinnen, onzinnige sprongen, taal die alle kanten op glibbert. Verder lezen kost grote moeite. Want dit is geen tekst waarmee ik iets communiceer. Ik heb ze zelf geschreven, en toch: dit zijn mijn woorden niet.

Free Writing heet deze aanpak, die (ik citeer nu een Engelse Wikipedia) ‘is gebaseerd op de vooronderstelling dat iedereen iets te zeggen heeft, en ook in staat is om dat te formuleren, als de woordenfontein in het hoofd (vrije vertaling) niet geblokkeerd was door apathie, zelfkritiek, jalousie, vrees voor de deadline, faalangst, zelfcensuur of andere vormen van weerstand.’

In het Nederlands taalgebied heeft Free Writing nooit de bijna mystieke status gekregen die het in de VS heeft ( zie bijvoorbeeld de boeken van Natalie Goldberg, zoals ‘Schrijven vanuit je Hart’). Gelukkig maar, want het is een techniek die je nergens brengt.

Het spaart frustratie aan het begin van het proces, dat is waar. De woorden stromen zonder enige remming of obstakel. Leuk.

Daar voor in de plaats komt een driedubbele dosis frustratie aan het eind van het proces. Want de taal die je uitstort is niet leuk, niet interessant, niet communicatief. Je woorden vertellen niet wat je wilt vertellen, en al deden ze dat, niemand wil ze lezen.

Ongeremd schrijven is voor een schrijver niet interessant. Bij vol bewustzijn, met alle kritische vermogens intact, werken in de hoogste versnelling, dat is pas genieten. Schaatsers maken zoiets wel eens mee, ergens halverwege de 10 kilometer, en praten dan lyrisch over Flow. Marathonlopers lopen hun beste races in een roes. En schrijvers kunnen in een Flow belanden, op een dag in een willekeurig verhaal.

Elke klap is raak. Ieder woord klopt, en trekt vanzelf de volgende woorden omhoog, alsof ze door een hogere macht alvast aan een lijntje werden geregen. Prachtzinnen verbinden zich tot alinea’s. En het gaat maar door. De put raakt niet leeg, hoeveel emmertjes je er ook uit schept.

Tom Lanoye beschrijft hoe hij tegen het eind van een boek op sommige dagen 2 tot 3 duizend woorden schreef. ‘Het zijn vaak de beste stukken, omdat ik toen echt volledig binnen mijn eigen grammatica zat.’ Dat is Flow.

Een schrijver die in zo’ n roes raakt schrijft niet kritiekloos, niet ongeremd. Hij is zich juist perfect bewust van obstakels en gevaren, effecten die verkeerd uit kunnen pakken, zijpaden die vermeden moeten worden. Het motortje van de zelfkritiek draait op vol vermogen. Maakt allemaal niet uit, hindert het schrijfproces niet, geeft er juist extra stuwkracht aan. De woorden die je zo schrijft, dat zijn jouw woorden, in jouw eigen grammatica.