Waar de vijand huist

grow-on-you_2lucyandbart

De meeste schrijvers halen 500 woorden per dag, en vinden dat een mooi gemiddelde. Hoeveel woorden zouden we kunnen typen als we echt gas gaven? Toch zeker 6.000.

Waarom gaan we zo langzaam? Omdat de kraan meteen wordt dichtgedraaid zodra de woorden een beetje beginnen te stromen.De woorden moeten zich aan onze regels houden. Ze mogen stromen, maar wel in de juiste bedding, in het goede ritme, met de bijpassende emotie geladen.

Wie draait die kraan eigenlijk dicht? Dat doen wijzelf. Althans, dat doen personages die zich in ons blijken schuil te houden. Ik verander al schrijvend in een lezer, en de lezer wordt een criticus, en de criticus zegt: dat kan zo niet, dat moet helemaal anders.

Bij mij vindt deze transformatie om de dertig, veertig woorden plaats. Twee zinnen kan ik zonder veel weerstand typen. Dan verschijnt de lezer, een dromerig mannetje dat de neiging heeft minuten lang uit het raam te gaan zitten staren, zinnetjes mompelend als: klopt iets niet. voelt niet goed.

Achter de rug van de lezer verschuilt zich een heel ander wezen. Ik weet niet of dat wel echt een deel van mij is, het lijkt een personage dat meer weet van literatuur dan ikzelf. Mijn criticus is een zeer belezen, hoog ontwikkeld, nerveus figuur die er zeer krachtige meningen op na houdt.

Heeft iedere schrijver zijn eigen criticus? Ik vrees van wel. Maar hoe verschillend onze ingebouwde critici ook zijn, ik denk dat we er allemaal dezelfde problemen mee hebben.

Die gedachte kwam bij me op door een oud interview met Willem Brakman, over het fenomeen van de zelfkritiek. ‘De schaduw van wantrouwen,’ in zijn woorden. Brakman schreef merkwaardige boeken vol met gedachtesprongen en losse eindjes. De eerste versie van elk boek schreef hij met de hand, zo vrij en open mogelijk. “Door mijzelf tijdens zo’ n eerste versie te laten gaan, de toegangswegen open te zetten, niets te herkauwen, hoop ik de inval de kans te geven te verschijnen.’‘ (Elke lezer van Brakman zal beamen: invallen genoeg in de boeken van de oude bard). Maar ja, die eerste versie is altijd “godvergeten slecht”.

”Dan moet je strepen, al het onechte dient er genadeloos uit te worden verwijderd. Ik hoor mijzelf dan denken: tjonge, jonge, dat is diepzinnig, gevoelig, humoristisch, gewild, droevig – weg met al dat onechte.”

Brakman stelt dat we de zelfkritiek positief moeten opvatten, als een noodzakelijk onderdeel van onze expeditie in het domein van de waarheid: “echte zelfkritiek is geen zoektocht naar technische fouten, zelfkritiek is breder, het is het meest absolute en centrale punt van het denken.(…) Geest is de boeiende omgang van het bewustzijn met zichzelf. En die boeiende omgang bestaat vaak uit zelfkritiek.” Dat is nou juist waar de schrijver zich door onderscheiden kan: “een prater is onder de schouderkloppende ban van zijn eigen persoonlijkheid, de schrijver allerminst.”

En toch, hoe positief Brakman de zelfkritiek ook probeerde voor te stellen, vrolijk werd hij niet van de criticus in hem. “Tijdens het schrijven leunt de schrijver over zijn eigen schouder en fluistert allerlei akelige dingen, die mij soms in elkaar doen krimpen en waarbij ik me afvraag waar die vijand toch huist als ik niet schrijf.”


Zelfkritiek: Willem Brakman / De pen wil anders
door Pieter Henk Steenhuis, Trouw 2002-06-12

De foto bij dit artikel is een coproductie van Lucy McRae en Bart Hess, designers/kunstenaars uit Eindhoven. Ze doen onderzoek naar low-tech manieren om het menselijk lichaam beter te laten functioneren. Bekijk het fascinerende werk van dit duo op www.lucyandbart.com.